Materiële welvaart
- Het mediaan besteedbaar inkomen per huishouden en de individuele consumptie (beide in constante prijzen) horen bij de hoogste in de EU27 en worden trendmatig groter.
- De relatieve armoede op basis van de Europese armoedegrens is stabiel, en laag vergeleken met EU-landen.
- Op basis van de Nederlandse armoededefinitie neemt zowel het aandeel arme kinderen als het aandeel langdurige armen trendmatig af.
Materiële welvaart
in EU
in 2023
in EU
in 2024
Thema | Indicator | Waarde | Trend | Positie in EU | Positie op EU-ranglijst |
---|---|---|---|---|---|
Materiële welvaart | Mediaan besteedbaar inkomen | € 34 000 per huishouden (gestandaardiseerd, in prijzen 2023) in 2023 | stijgend (stijging brede welvaart) | 5e van 27 in 2023 | bovenste kwart van de ranglijst |
Materiële welvaart | Individuele consumptie | € 32 091 per inwoner (prijzen 2021) in 2024 | stijgend (stijging brede welvaart) | 2e van 14 in 2024 | bovenste kwart van de ranglijst |
Uitleg dashboard, kleuren en noten
Een steeds groter deel van de mensen (15 tot 75 jaar) werkt. De nettoarbeidsparticipatie nam in 2024 toe tot 73,2 procent, het hoogste percentage ooit. Nergens binnen de EU is het aandeel van de 15- tot 75-jarigen met betaald werk zo groot. Ook met de omvang van het mediaan besteedbaar inkomen (in constante prijzen, basisjaar 2023) en de consumptieve bestedingen euro (in constante prijzen, basisjaar 2021) staat Nederland in de Europese voorhoede. De gemiddelde bestedingen per hoofd van de bevolking bedroegen in 2024 ongeveer 32 duizend euro. Zowel het mediaan besteedbare inkomen als de individuele consumptie neemt trendmatig toe.
In aanvulling op de indicatoren over materiële welvaart in brede welvaart ‘hier en nu’ laat het dashboard van SDG 1 Geen armoede zien dat een deel van de bevolking financieel kwetsbaar is. In 2024 maakte 26,1 procent van de bevolking zich veel zorgen over de eigen financiële toekomst. Dit is minder dan in 2022 en 2023, toen de inflatie uitzonderlijk hoog was. Ondanks deze afname is het aandeel van de bevolking dat zich veel zorgen maakt nog altijd groter dan in 2021. Op 1 januari 2024 was 8,9 procent van de huishoudens in beeld bij instanties wegens geregistreerde problematische schulden. De relatieve armoede op basis van de Europese armoedegrens, is stabiel en vergeleken met andere EU-landen laag. Op basis van de Nederlandse armoededefinitie neemt zowel het aandeel arme kinderen als het aandeel langdurige armen trendmatig af. In 2023 steeg de mediane koopkracht van de Nederlandse bevolking, na een daling in 2022. Dit was de eerste daling in bijna tien jaar. Vooral huishoudens met lagere inkomens hadden in 2023 voordeel van koopkrachtverhogende maatregelen. Zo ging per 1 januari 2023 het minimumloon omhoog, en daarmee ook de bijstandsuitkeringen en de AOW-uitkeringen. Huishoudens met weinig inkomen ontvingen ook meer zorgtoeslag en er werd een energietoeslag uitgekeerd naast het prijsplafond voor energie.
In aanvulling op SDG 1 laat het dashboard van SDG 10.1 Sociale samenhang en ongelijkheid nog zien dat Nederland bij de indicatoren over inkomensongelijkheid goed presteert in vergelijking met andere EU-landen. Gunstig zijn verder de dalende trends bij de Gini-coëfficiënt van vermogensongelijkheid en van het aandeel van arme zzp-ers (3,7 procent in 2022). Bij het thema Omvang van kwetsbare groepen in Schokbestendigheid van brede welvaart Hier en nu is verder te zien dat de werkloosheid trendmatig daalt, een steeds kleiner deel van de bevolking wat opleiding betreft niet in het bezit is van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt, en dat het percentage mensen dat kampt met ernstige langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen trendmatig afneemt. Ondanks een trendmatige verbetering kan de absolute omvang van deze kwetsbare groepen (te) groot worden gevonden. Maatschappelijke ongelijkheid wordt verder door meer zaken bepaald dan alleen de verdeling van inkomen en vermogen. Aspecten van maatschappelijke ongelijkheid en verdeling komen daarom ook terug bij andere thema’s.