Verdeling: Arbeid en vrije tijd
- Mannen, 25- tot 55-jarigen, hbo’ers en universitair geschoolden, mensen met een havo-, vwo- of mbo-diploma, mensen geboren in Nederland met beide ouders geboren in Nederland of minstens een van de ouders geboren buiten Europa, en mensen geboren in Europa, hadden bovengemiddeld vaak betaald werk.
- Met name mensen in de leeftijdsgroepen tussen 45 en 75 jaar, hbo’ers en universitair geschoolden en mensen geboren in Nederland met beide ouders ook geboren in Nederland waren bovengemiddeld vaak tevreden met hun werk.
- Driekwart van de volwassenen in Nederland was in 2024 tevreden met de hoeveelheid vrije tijd. Vooral 55-plussers, mensen met een vmbo-diploma of daarmee vergelijkbaar en mensen die in Nederland geboren zijn met ouders die dat ook zijn, zijn vaker dan gemiddeld tevreden met de hoeveelheid vrije tijd die zij hebben.
Nettoarbeidsparticipatie
De nettoarbeidsparticipatie is het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking. De werkzame beroepsbevolking bestaat uit personen die betaald werk hebben. De gegevens over nettoarbeidsparticipatie hebben betrekking op de bevolking van 15 tot 75 jaar.
Voor meer informatie over de arbeidsmarktpositie van de Nederlandse bevolking, zie De arbeidsmarkt in cijfers 2024 en SDG 8.2 Arbeid en vrije tijd.
Situatie in 2024
In 2024 had 73,2 procent van de bevolking van 15 tot 75 jaar betaald werk. Hierbij gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur. Ook werkenden met een kleine deeltijdbaan worden meegeteld.- In 2024 was de nettoarbeidsparticipatie van mannen met 77,2 procent bovengemiddeld, die van vrouwen ondergemiddeld (69,2 procent).
- De nettoarbeidsparticipatie was met respectievelijk 87,6 procent, 87,1 procent en 86,0 procent het hoogst onder 25- tot 35-jarigen, 35- tot 45-jarigen en 45- tot 55-jarigen. Onder 55- tot 65-jarigen (75,3 procent) en jongeren van 15 tot 25 jaar (76,0 procent) was dat lager, maar nog altijd bovengemiddeld. Van de 65- tot 75-jarigen had 19,7 procent betaald werk. Het grootste deel van deze groep is dan ook al gepensioneerd.
- Bij hbo’ers en universitair geschoolden (82,7 procent) en mensen met een havo-, vwo- of mbo-diploma (75,1 procent) was de nettoarbeidsparticipatie hoger dan gemiddeld. Van de mensen met een vmbo-diploma of daarmee vergelijkbaar had 57,3 procent betaald werk; dat is lager dan gemiddeld.
- Mensen die in Nederland zijn geboren met ouders die beide ook in Nederland zijn geboren, hadden vergeleken met het gemiddelde een hogere nettoarbeidsparticipatie (74,4 procent). Dat gold ook voor personen die in Nederland zijn geboren met één of beide ouders die buiten Europa zijn geboren (76,9 procent), en migranten die in Europa zijn geboren (74,9 procent). Bij personen die in Nederland zijn geboren, met één of beide ouders die in Europa (excl. Nederland) zijn geboren (69,4 procent) en migranten die buiten Europa zijn geboren (62,5 procent) lag de arbeidsparticipatie juist onder het gemiddelde.
De kenmerken geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en herkomst hangen met elkaar samen. Het percentage hbo’ers of universitair geschoolden is bijvoorbeeld niet gelijk in elk van de leeftijdsgroepen. Door standaardisatie van de cijfers kan hiermee rekening worden gehouden: er wordt dan gecorrigeerd voor verschillen tussen groepen in bovenstaande kenmerken. Op basis van deze gestandaardiseerde cijfers blijkt dat zowel personen die in Nederland zijn geboren met één of beide ouders die buiten Europa zijn geboren, als migranten die zelf in Europa zijn geboren, juist minder vaak betaald werk hebben dan gemiddeld. Dat hun participatie ongestandaardiseerd toch hoger of gelijk is aan het gemiddelde, heeft vooral met hun leeftijd te maken. Zo is de tweede generatie met één of beide ouders die buiten Europa zijn geboren, een relatief jonge groep met veel 15- tot 45-jarigen. En migranten die in Europa zijn geboren, hebben vaker een leeftijd tussen de 25 en 55 jaar. Dat zijn juist de leeftijdsgroepen waarin relatief veel personen betaald werk hebben.
Ontwikkelingen ten opzichte van 2019
Ondanks een afname in 2020, in het eerste jaar van de coronacrisis, steeg de nettoarbeidsparticipatie tussen 2019 en 2024 van 70,0 naar 73,2 procent. De volgende groepen hebben zich ten opzichte hiervan afwijkend ontwikkeld:
- Bij 25- tot 55-jarigen bleef de toename van de nettoarbeidsparticipatie tussen 2019 en 2024 achter bij het gemiddelde. Onder 55- tot 75-jarigen was die toename juist sterker dan gemiddeld. De nettoarbeidsparticipatie van 15- tot 25-jarigen nam even sterk toe als gemiddeld.
- Onder mensen met een havo-, vwo- of mbo-diploma bleef de toename van de nettoarbeidsparticipatie achter bij het gemiddelde. Bij de groep mensen met een vmbo-diploma of daarmee vergelijkbaar nam de nettoarbeidsparticipatie juist sterker toe dan gemiddeld.
- De toename in het aandeel personen met betaald werk was sterker dan gemiddeld bij personen die in Nederland zijn geboren met ouders die beide ook in Nederland zijn geboren. Dat gold ook voor personen die in Nederland zijn geboren, met één of beide ouders die buiten Europa zijn geboren. Bij migranten die buiten Europa zijn geboren, is de nettoarbeidsparticipatie in 2024 maar beperkt toegenomen ten opzichte van 2019 en bleef de stijging bleef achter bij de gemiddelde toename van de arbeidsparticipatie.
Tevredenheid met werk
Situatie in 2024
In 2024 was 78,7 procent van alle werknemers van 15 tot 75 jaar (zeer) tevreden met hun werk. Dit blijkt uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van het CBS en TNO.
- Werknemers van 25 tot 35 jaar (76,5 procent) en 35 tot 45 jaar (77,3 procent) waren minder vaak dan gemiddeld tevreden met hun werk. Werknemers van 45 tot 55 jaar (80,2 procent), 55 tot 65 jaar (79,6 procent) en met name die van 65 tot 75 jaar (85,6 procent) waren juist vaker dan gemiddeld (zeer) tevreden.
- Werknemers met een afgeronde bachelor- of masteropleiding (80,2 procent) waren bovengemiddeld tevreden met hun werk. Werknemers met een vmbo-diploma of daarmee vergelijkbaar (77,3 procent) en werknemers met een havo-, vwo- of mbo-diploma (78,2 procent) zaten juist onder het gemiddelde.
- Werknemers die in Nederland zijn geboren met twee in Nederland geboren ouders (81,1 procent) waren vaker dan gemiddeld tevreden met hun werk. Bij werknemers die in Nederland zijn geboren met één of beide ouders die in Europa (excl. Nederland) zijn geboren (76,2 procent), werknemers die in Nederland zijn geboren met één of beide ouders die buiten Europa zijn geboren (72,7 procent) en werknemers die in Europa (excl. Nederland) (71,5 procent) of buiten Europa (70,6 procent) zijn geboren was dat juist minder dan gemiddeld het geval.
De kenmerken geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en herkomst hangen met elkaar samen. Het percentage hbo’ers of universitair geschoolden is bijvoorbeeld niet gelijk in elk van de leeftijdsgroepen. Door standaardisatie van de cijfers kan hiermee rekening gehouden worden. De gestandaardiseerde cijfers bevestigen de hierboven beschreven conclusies over de groepen die boven- en ondergemiddeld tevreden zijn met het werk.
Veranderingen tussen 2022 en 2024
Het percentage (zeer) tevreden werknemers was in 2024 hoger dan in 2022 (77,9 procent). De volgende groepen werknemers hebben zich ten opzichte hiervan afwijkend ontwikkeld:
- Bij 55- tot 65-jarige werknemers was de toename in de werktevredenheid sterker dan gemiddeld. Daarentegen was er bij 65- tot 75-jarige werknemers in deze periode juist een afname zichtbaar in de tevredenheid met het werk.
- Bij werknemers met een hbo- of universitair-niveau of daarmee vergelijkbaar veranderde de werktevredenheid niet significant tussen 2022 en 2024.
- De werktevredenheid van werknemers met een Nederlandse herkomst is tussen 2022 en 2024 significant sterker toegenomen dan gemiddeld. Bij werknemers die in Nederland zijn geboren, met één of beide ouders die buiten Europa zijn geboren nam de werktevredenheid in deze periode juist af.
Tevredenheid met vrije tijd
Situatie in 2024
In 2024 was 74,9 procent van de volwassenen in Nederland tevreden met de hoeveelheid vrije tijd die ze hadden.
- Mensen van verschillende leeftijden oordelen verschillend over de hoeveelheid beschikbare vrije tijd. Mensen van 18 tot 55 jaar zijn minder vaak dan gemiddeld tevreden met hun hoeveelheid vrije tijd (ongeveer tweederde), terwijl 55-plussers juist vaker dan gemiddeld tevreden zijn. Bij de 75-plussers is bijna 95 procent tevreden met hun vrije tijd.
- Mensen met een vmbo-niveau of daarmee vergelijkbaar zijn met 81,1 procent vaker dan gemiddeld tevreden met de hoeveelheid vrije tijd. Mensen met andere onderwijsniveaus zijn minder vaak dan gemiddeld tevreden met de hoeveelheid vrije tijd.
- Mensen die in Nederland geboren zijn met ouders die dat ook zijn, zijn meer dan gemiddeld content met de beschikbare vrije tijd: 77,4 procent geeft aan hiermee tevreden zijn. Inwoners van Nederland die niet geboren zijn in Nederland, of waarvan minstens één ouder buiten Europa is geboren, zijn minder dan gemiddeld tevreden.
De kenmerken geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en herkomst kunnen samenhangen. Het percentage met een hbo- of wo-opleiding is bijvoorbeeld niet gelijk in elk van de leeftijdsgroepen. Door standaardisatie van de cijfers kan hiermee rekening gehouden worden: er wordt gecorrigeerd voor verschillen tussen groepen in bovenstaande kenmerken. Op basis van gestandaardiseerde cijfers over de tevredenheid met de vrije tijd blijven de hierboven beschreven bevindingen over het boven- of ondergemiddeld tevreden zijn met de vrije tijd voor de leeftijdsgroepen in stand. Echter:
- Als voor de opleidingsgroepen gecorrigeerd wordt voor de ongelijke samenstelling naar geslacht, leeftijd en herkomst-/geboorteland, blijkt de tevredenheid met de vrije tijd voor de verschillende onderwijsniveaus niet langer af te wijken van het gemiddelde. Het verschil in de ongecorrigeerde cijfers hangt dus samen met de samenstelling van de groepen naar bovengenoemde kenmerken.
- Als voor de herkomst-/geboortelandgroepen gecorrigeerd wordt voor de ongelijke samenstelling naar geslacht, leeftijd en onderwijsniveau, blijkt de tevredenheid met de vrije tijd voor de mensen die geboren zijn in Nederland waarvan minstens één ouder buiten Europa is geboren niet langer af te wijken van het gemiddelde. Dit geldt ook voor de mensen die in Europa zijn geboren.
Verschil tussen 2019 en 2024
Het totale aandeel mensen dat aangeeft tevreden te zijn met de hoeveelheid vrije tijd is 2024 niet significant veranderd ten opzichte van 2019. Vergeleken met die verandering in de cijfers voor de gehele bevolking hebben de volgende groepen zich afwijkend ontwikkeld:
- 18- tot 25-jarigen: in deze groep ontwikkelde de tevredenheid met de hoeveelheid vrije tijd zich sinds 2019 ongunstig, met een daling van 6,0 procentpunt.