Verdeling: Materiële welvaart

Materiële welvaart gaat over de mate waarin mensen in staat zijn om te voorzien in hun eerste levensbehoeften en invulling te geven aan hun leven. De materiële situatie is van belang voor meerdere aspecten van iemands leven. Een hoger welvaartsniveau biedt meer kansen en keuzemogelijkheden, bijvoorbeeld op het terrein van wonen, sociale activiteiten en gezondheid. Daarnaast zorgt een goede financiële positie voor meer zekerheid.

De verschillen tussen bevolkingsgroepen worden gemeten met het mediane gestandaardiseerd besteedbaar inkomen en het mediane vermogen. De materiële welvaartspositie wordt uiteindelijk bepaald door het samenspel tussen inkomen, bestedingen en vermogen van een huishouden. Met het besteedbaar inkomen betalen huishoudens hun uitgaven. Wordt het inkomen niet helemaal uitgegeven dan kunnen huishoudens sparen en hun vermogen vergroten. Kunnen ze niet alles bekostigen uit hun inkomen, dan moeten ze ontsparen en wordt hun vermogen kleiner. Omdat deze indicatoren worden gemeten op het niveau van huishoudens, wordt hier gekeken naar de kenmerken van de hoofdkostwinner van het huishouden. Daarom worden er geen cijfers voor mannen en vrouwen apart weergegeven.

  • Huishoudens met een hoofdkostwinner tot 25 jaar, met basisonderwijs of een vmbo-diploma een laag onderwijsniveau of met een hoofdkostwinner die geboren is in het buitenland hebben een relatief laag mediaan huishoudensinkomen.
  • Hoe ouder de hoofdkostwinner van een huishouden, hoe hoger het vermogen. Huishoudens met een hoofdkostwinner die in Nederland is geboren met ouders die dat ook zijn hebben een substantieel hoger mediaan vermogen. Huishoudens met een hoofdkostwinner met basisonderwijs of een vmbo-diploma en huishoudens met een hoofdkostwinner die in het buitenland is geboren of met ouders die in een land buiten Europa zijn geboren hebben de laagste mediane vermogens.

Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen

Situatie in 2023

In 2023 bedroeg het mediane inkomen van huishoudens in Nederland 34 duizend euro. Het gemiddelde inkomen was hoger: 38,3 duizend euro. Het rekenkundig gemiddelde ligt hoger dan de mediaan doordat inkomens aan de bovenkant van de inkomensladder het gemiddelde naar boven trekken. Om de invloed van die hoge inkomens te beperken, wordt hierna steeds het mediane inkomen beschreven.
  • Hoe hoog het inkomen van een huishouden is, is mede afhankelijk van hoe oud de hoofdkostwinner is. Jongere huishoudens hebben over het algemeen minder te besteden: de volwassenen in deze huishoudens staan nog aan het begin van hun carrière. Het mediane inkomen in de groep tot 25 jaar ligt duidelijk onder het gemiddelde. Vervolgens loopt het mediane inkomen op met de leeftijd. Huishoudens met een 35- tot 65 jarige hoofdkostwinner hebben meer dan gemiddeld te besteden. Als mensen met pensioen gaan neemt het inkomen weer wat af: 65 plus-huishoudens hebben minder dan gemiddeld te besteden.
  • Onderwijsniveau laat ook een duidelijke relatie zien met de hoogte van het inkomen. Als de hoofdkostwinner alleen basisonderwijs of een vmbo-diploma heeft is het mediane inkomen het laagst en als dit hbo- of universitair niveau of daarmee vergelijkbaar is, is het mediane inkomen het hoogst. Voor mensen met een havo-, vwo- of mbo-diploma ligt het inkomen daar tussenin.
  • Huishoudens met een hoofdkostwinner van Nederlandse herkomst hebben het hoogste mediane inkomen, migrantenhuishoudens het laagste. Daarbij maakt het verschil of de hoofdkostwinner afkomstig is uit een Europees land of uit een niet-Europees land. Migrantenhuishoudens van buiten Europa kwamen lager uit dan migrantenhuishoudens uit een Europees land. Het inkomen van de tweede generatie huishoudens was hoger dan van migrantenhuishoudens, maar lager dan dat van mensen die in Nederland geboren zijn en van wie de ouders dat ook zijn.

De kenmerken leeftijd, onderwijsniveau en herkomst hangen samen. Het percentage hbo’ers en universitair geschoolden is bijvoorbeeld niet gelijk in elk van de leeftijdsgroepen. Ook de gemiddelde leeftijd van hoofdkostwinners van verschillende herkomst en geboorteland is ongelijk. Als rekening wordt gehouden met de samenhang tussen deze kenmerken blijft overeind dat hoofdkostwinners van middelbare leeftijd vaker een inkomen boven de mediaan hebben dan jongere en oudere huishoudens en dat dat bij huishoudens met een hbo- of universitair geschoolde hoofdkostwinner vaker het geval is dan bij mensen die ander onderwijs hebben genoten. Ook blijft gelden dat huishoudens met een hoofdkostwinner die zelf geboren is in Nederland en waarvan de ouders dat ook zijn vaker een hoger inkomen hebben dan andere huishoudens. Wel worden de verschillen na deze correctie vaak wat kleiner.

Veranderingen tussen 2019 en 2023

Het mediane inkomen was voor de bevolking van 2023 3,7 procent hoger dan voor de bevolking van 2019. Bij de jongere groepen (kostwinners tot 35 jaar) groeide het mediane inkomen tussen 2019 en 2023 substantieel meer dan die van de gehele bevolking. Dit gold ook voor de mensen die in Nederland geboren zijn met ouders die buiten Europa zijn geboren en voor mensen die zelf buiten Europa geboren zijn.

Vermogen

Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Op 1 januari 2023 kwam het gezamenlijke vermogen van de 8,2 miljoen Nederlandse huishoudens uit op 2,6 miljard euro: tegenover 3 623 miljard euro aan gezamenlijke bezittingen stond 989 miljard aan gezamenlijke schulden. Het mediane vermogen van Nederlandse huishoudens bedroeg 133,3 duizend euro. Dit is minder dan een jaar eerder, toen dat 144,5 duizend euro was. De stijging in de afgelopen jaren, die vooral samenhing met de toen sterk gestegen huizenprijzen, is daarmee ten einde. Prijsstijgingen en -dalingen van woningen hebben grote invloed op het vermogen van huishoudens. Bijna zes op de tien huishoudens hadden in 2023 een eigen woning, en dit vormde met 59 procent van de bezittingen het grootste vermogensbestanddeel. Daarna volgen aanmerkelijk belang in vennootschappen en bank- en spaartegoeden. De hypotheekschuld is de grootste schuldenpost.

Situatie in 2023

  • Hoe ouder, hoe hoger het vermogen. Jonge mensen aan het begin van hun arbeidscarrière verdienen relatief weinig, kunnen weinig geld opzij zetten en nemen zeker door de fors gestegen woningprijzen van de afgelopen jaren een flinke schuldenlast op zich als zij een huis kopen. Met gezinsuitbreiding komen extra kosten en wordt het vervolgens moeilijker om vermogen op te bouwen. De jongste huishoudens hadden begin 2023 dan ook geen vermogen opgebouwd. Naarmate de hoofdkostwinner ouder wordt, wordt de financiële positie doorgaans ook merkbaar beter. Meer werkervaring en beter betaalde functies verhogen het arbeidsinkomen, en ook nalatenschappen dragen in de levensloop bij aan een verdere vermogensopbouw. Tegelijkertijd wordt vaak een steeds groter deel van de hypotheek afgelost. Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vallen de oudere huishoudens weliswaar terug in inkomen, maar zij zijn wel vaak woningbezitter en hebben ook relatief vaak nagenoeg hun hypotheek afgelost. De groep van 75 jaar en ouder was minder vermogend dan de voorgaande leeftijdsgroep: hun aanvullende pensioenen zijn een stuk lager dan bij de 65- tot 75 jarigen en het woningbezit is ook lager.
  • In 2023 hadden huishoudens met een hoofdkostwinner met basisonderwijs of een vmbo-diploma, gemiddeld relatief weinig vermogen. In mindere mate gold dat ook voor huishoudens met hoofdkostwinners met een havo-, vwo- of mbo-diploma. Huishoudens met hbo- of universitair geschoolde hoofdkostwinners hadden juist veel vermogen.
  • Het doorsnee vermogen van huishoudens waarvan de hoofdkostwinner in Nederland was geboren en waarvan de ouders ook in Nederland zijn geboren lag substantieel hoger dan het doorsnee vermogen van de totale bevolking. Bij huishoudens met een in Nederland geboren hoofdkostwinner waarvan tenminste 1 ouder een herkomst in Europa (exclusief Nederland) had, was het doorsnee vermogen wat lager dan dat van de totale bevolking. Bij de andere herkomstgroepen lag het mediane vermogen ver onder dat van de totale bevolking.

Net als bij inkomen is er een aanvullende analyse uitgevoerd om rekening te houden met de samenhang tussen de kenmerken leeftijd, onderwijsniveau en herkomst. Daaruit blijkt dat de verschillen na correctie soms wat kleiner uitvallen, maar de gevonden verbanden blijven in stand. Dus ook dan blijft gelden dat het mediane vermogen van ouderen hoger is dan van jongeren, en van hbo’ers en universitair geschoolden hoger dan van mensen met een ander onderwijsniveau. Ook blijft gelden dat het mediane vermogen van mensen met een herkomst buiten Nederland relatief laag is.

Het doorsnee vermogen loopt ook op met het stijgen van het besteedbaar inkomen: van 1,3 duizend euro in de eerste inkomensdecielgroep naar 504,7 duizend euro in de tiende en hoogste inkomensgroep. Van het totale vermogen van Nederlandse huishoudens was ruim 4 procent in handen van de laagste-inkomensgroep, terwijl de hoogste inkomensgroep over 34 procent beschikte.

Veranderingen tussen 2019 en 2023

Het mediane vermogen van de totale bevolking lag in 2023 meer dan twee maal zo hoog als in 2019. Die toename komt vooral doordat woningen in waarde zijn gestegen.

Vergeleken met die verandering in het cijfer voor de gehele bevolking ging de ontwikkeling bij de meeste groepen anders:

  • Het mediane vermogen van de huishoudens met een hoofdkostwinner van 35 tot 45 jaar liet, met bijna een verdriedubbeling van het mediane vermogen, een bovengemiddelde toename van het vermogen zien. De andere huishoudens zagen hun mediane vermogen juist minder dan gemiddeld toenemen. Overigens was ook bij deze huishoudens wel overal sprake van een toename.
  • Zowel bij huishoudens met een kostwinner met alleen basisonderwijs of vmbo als met hbo- of universitair niveau of daarmee vergelijkbaar nam het mediane vermogen minder dan gemiddeld toe. Bij de kostwinners met een mbo-niveau of daarmee vergelijkbaar ging het juist bovengemiddeld hard.
  • Bij huishoudens met een in Nederland geboren hoofdkostwinner met in Nederland geboren ouders, nam het mediane vermogen minder dan gemiddeld toe. Dat geldt ook voor de groep huishoudens van in Nederland geboren kostwinners met een ouder geboren in Europa (excl. Nederland). Bij huishoudens met een in Nederland geboren hoofdkostwinner waarvan de ouder(s) buiten Europa zijn geboren was er een relatief grote stijging van het mediane vermogen. Het is wel zo dat deze huishoudens een andere uitgangssituatie hadden . Een klein vermogen dat procentueel fors groeit, blijft een klein vermogen.