Monitoring Woningtypes Ouderenhuisvesting

2. Inleiding

Voor meer uitleg over de gebruikte begrippen, zie Begrippenlijst

Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO, voorheen onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ofwel BZK) heeft aan het CBS gevraagd om een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren om te onderzoeken in hoeverre nieuwe voor ouderen geschikte woningen in beeld kunnen worden gebracht en of vervolgens de ontwikkeling van deze woningen de komende jaren gemonitord kan worden. Omdat verwacht wordt dat een groot deel van de nieuw toe te voegen voor ouderen geschikte woningen in bestaande panden gerealiseerd worden, kijken we niet enkel naar nieuwbouw, maar ook naar overige toevoegingen in reeds bestaande complexen en complexen die door aanpassingen geschikt zijn gemaakt voor ouderen. We starten hiervoor met een eerste inventarisatie van de bestaande woningen die voor ouderen geschikt zijn. 

Het gaat dan om drie typen voor ouderen geschikte woningen: nultredenwoningen, geclusterde woningen en zorggeschikte woningen. Deze indeling is niet standaard beschikbaar in de bestaande bronnen. In sommige regio’s worden de plannen voor deze typen woningen bijgehouden in een planmonitor, maar in een eerder haalbaarheidsonderzoek naar een realisatiemonitor is geconcludeerd dat deze informatie (nog) niet goed bruikbaar is voor het monitoren van realisaties. Bovendien bevat deze bron niet altijd informatie over plannen voor aanpassingen van bestaande woningen ten behoeve van een specifieke groep ouderen. 

Om de aantallen nieuwe woningen beter in beeld te krijgen zijn er twee routes mogelijk: op basis van de beschikbare bronnen de drie typen woningen afleiden uit verschillende andere indicatoren over de woningen, of via een enquête informatie opvragen bij provincies, gemeenten of direct bij bewoners. Bij een enquête is de koppelbaarheid met andere gegevens lastig. Ook kan niet worden ingezoomd op laag regionaal niveau of kleine groepen bewoners, omdat een deel van de gegevens kan ontbreken en ophogingen op lager schaal niveau minder betrouwbaar zijn. Daarnaast is uitvragen via een enquête kostbaar en een extra administratieve belasting voor provincies/gemeenten. Daarom zal in eerste instantie worden verkend welke gegevens op basis van de bestaande bronnen in beeld kunnen worden gebracht. Mocht de uitkomst niet voldoende informatie opleveren, dan kan alsnog gekozen worden voor het uitvragen via een enquête. De route van de enquête wordt daarom in dit rapport verder buiten beschouwing gelaten.

2.1 Samenwerking met TNO

Dit onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met TNO, dat voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de Zorgkaart Nederland actualiseert. Het doel was om definities en methoden op elkaar af te stemmen. Deze aanpak heeft als voordeel dat cijfers op elkaar aansluiten. Ook komt de uitwisseling van methoden en gegevens de kwaliteit ten goede, en hoeven er minder dubbele werkzaamheden gedaan te worden. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de verschillen tussen definities en methoden te groot waren om veel van elkaar over te kunnen nemen. Alleen de methode om te bepalen of woningen extern toegankelijk zijn is overgenomen.

Een belangrijk verschil is bijvoorbeeld dat TNO vooral kijkt naar bestaande zorggeschikte woningen en daarnaast kijkt naar welke woningen binnen redelijke kosten geschikt gemaakt kunnen worden, waar de opdracht van het CBS is om nieuwe en bestaande woningen die geschikt zijn in beeld te brengen. Een deel van dit traject is het afbakenen en nader definiëren van de verschillende typen voor ouderen geschikte woningen. Hoewel de samenwerking met TNO geen uniforme methode en tijdsbesparing heeft opgeleverd, is wel veel informatie uitgewisseld en geleerd van elkaars methoden en inzichten.

2.2 Toelichting definities

Het ministerie van VRO hanteert de volgende (concept) definities voor de drie typen voor ouderen geschikte woningen. In de komende hoofdstukken wordt toegelicht hoe deze definities zijn geoperationaliseerd.

2.2.1 Nultredenwoningen

Initiële definitie:

Dit zijn woningen die zowel intern als extern toegankelijk zijn. Dit houdt in dat je de woningen kan bereiken zonder trap te lopen (extern toegankelijk) en dat keuken, badkamer, toilet en minimaal één slaapkamer zonder trappen te bereiken zijn (intern toegankelijk). Deze woningen zijn niet noodzakelijk ook voor ouderen bestemd. Het kan ook gaan om reguliere appartementen en gelijkvloerse eengezinswoningen.

2.2.2 Geclusterde woonvormen

Initiële definitie:

Geclusterde woonvormen beslaan woningen die tenminste bij nieuwbouw nultreden zijn en voor bestaande bouw tenminste toegankelijk zijn voor mensen die niet kunnen traplopen (middels kleine aanpassingen). Daarnaast zijn deze woonvormen ingericht op het bevorderen van sociaal contact en gemeenschapsgevoel, waardoor eenzaamheid wordt tegengegaan. Hiervoor is een minimale clustering van 12 eenheden nodig en een inpandige ontmoetingsruimte aanwezig. De woonvorm is verder voor minimaal 50 procent bestemd voor (nieuwbouw) of bewoond door (bestaande bouw) 55-plussers. Het gaat onder andere om hofjeswoningen, serviceflats en seniorenflats, maar expliciet niet om intramurale plekken.

2.2.3 Zorggeschikte woningen

Initiële definitie:

Dit zijn zelfstandige woningen die onderdeel zijn van een geclusterde vorm waarin Wlz-zorg geleverd wordt voor bewoners. Om zorg te kunnen leveren is het van belang dat deze woningen rolstoel- of rollatorgeschikt zijn, met voldoende ruimte bij de entree, in de toiletruimte en in de badkamer en dient de woning extra brandveilig te zijn. Het kan hier gaan om zowel zelfstandige woningen als woonruimte in een (intramurale) zorginstelling.