Auteur(s): Martijn de Boer en Noud Schartman
Besparingen huishoudens alleen groter tijdens corona

1. Inleiding

De Nederlandse economie kreeg de afgelopen jaren flinke schokken te verduren. De coronacrisis leidde in 2020 tot een grote krimp van het bruto binnenlands product (bbp), met grote impact op bedrijven, werkgelegenheid en overheidsfinanciën. In 2022 zorgden de oorlog in Oekraïne en het economisch herstel voor hoge inflatie, vooral door stijgende energieprijzen. De Europese Centrale Bank reageerde met forse renteverhogingen, wat leidde tot onzekerheid bij consumenten en ondernemers. 

Na de economische stagnatie in 2023 groeide het volume van de Nederlandse economie in 2024 met 1,0 procent. In 2024 stegen de lonen aanzienlijk, mede als reactie op de hoge inflatie in de jaren daarvoor. Het beschikbaar inkomen van huishoudens steeg en de niet-financiële vennootschappen maakten meer winst, maar het vertrouwen van consumenten in de economie bleef laag. 

Het CBS analyseert in dit artikel de economische situatie van Nederland in 2024. Eerst wordt gekeken naar de algehele ontwikkeling van de Nederlandse economie. Vervolgens staat de ontwikkeling van het inkomen en de consumptie door Nederlandse huishoudens1) centraal. Ook wordt ingegaan op de economische ontwikkelingen van de niet-financiële vennootschappen. 

In dit artikel worden de cijfers uit het systeem van nationale rekeningen gebruikt. Dit systeem geeft een kwantitatieve beschrijving van het economische proces in Nederland en de economische relaties met het buitenland. Voor 2023 en 2024 worden voorlopige cijfers ingezet. Deze cijfers kunnen nog worden bijgesteld wanneer nieuwe informatie beschikbaar komt. 

Met ‘bruto’ wordt in de nationale rekeningen en in dit artikel niet ‘voor belasting’ bedoeld, maar ‘voor afschrijvingen’. De cijfers zijn niet gecorrigeerd voor prijsveranderingen, tenzij anders vermeld. De cijfers in dit artikel betreffen de totalen van de Nederlandse economie. Het geschetste macro-economische beeld hoeft niet in gelijke mate op te gaan voor individuele huishoudens en bedrijven. 
1) Inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van de huishoudens, bijvoorbeeld religieuze instellingen, liefdadigheidsinstellingen, politieke partijen, vakbonden en verenigingen op het gebied van cultuur, sport en recreatie.