6. Conclusie
Het beschikbaar inkomen van Nederland groeide ook, met 5,3 procent. De economische groei sloeg in 2024 in grotere mate neer bij huishoudens dan in voorgaande jaren. Het reëel beschikbaar inkomen (rbi) groeide met 3,0 procent sterker dan het bbp. Dat komt vooral doordat de stijging van de lonen groter was dan de inflatie en de werkgelegenheid groeide. In 2021 en 2022 nam vooral het aantal gewerkte uren sterk toe; in 2023 en 2024 stegen vooral de uurlonen flink.
Door de stijging van het beschikbare inkomen hebben huishoudens meer te besteden dan ooit. Het consumentenvertrouwen is echter al vijf jaar lang negatief. Mogelijk hebben de inflatie en globale spanningen van de afgelopen jaren een weerslag op het sentiment en koopgedrag van de consument. Huishoudens gaven in 2024 een kleiner deel van hun beschikbaar inkomen uit aan consumptie en spaarden meer. De spaarquote steeg van 14,5 procent in 2023 naar 16,3 procent in 2024. Alleen tijdens de coronajaren werd er noodgedwongen meer gespaard.
Huishoudens hielden dus geld achter de hand. Ze besteedden dit voor een groot deel aan versterking van het niet-financieel vermogen, zoals het kopen van nieuwbouwwoningen. Ook kwam het geld op spaarrekeningen van huishoudens voor het eerst uit boven de 500 miljard euro. Ook het chartaal geld in handen van huishoudens groeide in 2024 sterk, met 20,3 procent tot ruim 1 100 euro per persoon.
Niet-financiële vennootschappen boekten in 2024 ruim 14 miljard euro meer brutowinst voor belasting dan een jaar eerder. Dit was vooral te danken aan een toename van de operationele winst. Deze in Nederland gemaakte winst vormde in 2023 en 2024 een groter aandeel van de totale winst van Nederlandse bedrijven dan in de jaren daarvoor.
De winst van buitenlandse dochters droeg echter minder bij dan de afgelopen vijftien jaar het geval was. De winstquote bleef ondanks de inflatie en stijgende loonkosten ook in 2024 hoog, namelijk 43,5 procent. De groei van de investeringen met 2 miljard euro bleef achter bij die van de winst en ander inkomen van bedrijven. Hierdoor daalde de investeringsquote tot 16,1 procent.