3. Inkomen van de Nederlandse huishoudens
Het reëel beschikbaar inkomen (rbi) groeide in 2024 met 3 procent ten opzichte van 2023. Dit is het beschikbaar inkomen gecorrigeerd voor de prijsverandering van de consumptieve bestedingen van huishoudens. De bevolking groeide ook in 2024, waardoor er per inwoner 2,3 procent meer was te besteden dan in 2023. Deze toename wordt voor een deel veroorzaakt door hogere lonen, een toename van de werkgelegenheid en hogere inkomens van zelfstandigen. Daarnaast was de stijging van de prijsindex van de consumptie van huishoudens in 2024 lager dan in 2023, namelijk 2,6 procent in 2024 tegenover 6,9 procent in 20232).
Het reëel beschikbaar inkomen (rbi) kijkt naar de verandering van het inkomen van alle huishoudens in Nederland samen. Dit is niet hetzelfde als koopkracht, die het CBS ook jaarlijks berekent. De koopkracht is gebaseerd op het inkomen van een doorsnee huishouden. Het doel van de koopkrachtcijfers is om te laten zien hoeveel een gemiddeld huishouden meer of minder kan kopen, door de inkomensontwikkeling te vergelijken met de prijsstijgingen. Het reëel beschikbaar inkomen kan ook stijgen door bevolkingsgroei, terwijl koopkrachtontwikkeling alleen naar bestaande personen kijkt. De door het CBS gepubliceerde koopkrachtcijfers houden rekening met veranderingen in persoonlijke omstandigheden, zoals mensen die gaan samenwonen of juist uit elkaar gaan, of iemand met pensioen gaat of wanneer iemand van baan wisselt. De koopkrachtcijfers gepubliceerd door het Centraal Planbureau houden geen rekening met persoonlijke veranderingen.
Met het netto reëel beschikbaar inkomen van huishoudens wordt ook een indruk verkregen van de mate waarin huishoudens profiteren van de economische groei. Het bbp groeide in 2024 met 1,0 procent, wat betekent dat huishoudens er meer op vooruitgingen dan de economie als geheel. Ook dit werd voornamelijk veroorzaakt door hogere lonen en toegenomen werkgelegenheid.
Jaar | Bbp (in volume) (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Netto reëel beschikbaar inkomen (% verandering t.o.v. een jaar eerder) |
---|---|---|
2015 | 2,1 | 2,4 |
2016 | 2,4 | 3,3 |
2017 | 2,8 | 0,5 |
2018 | 2,3 | 3,2 |
2019 | 2,3 | 2,8 |
2020 | -3,9 | 1,7 |
2021 | 6,3 | 1,6 |
2022 | 5,0 | 0,6 |
2023 | 0,1 | 1,4 |
2024 | 1,0 | 3,0 |
De cao-lonen in Nederland stegen in 2024 met 6,6 procent ten opzichte van 2023. Deze loonstijging was de hoogste na 1982. In 2022 liep de ontwikkeling van de cao-lonen nog sterk achter op de ontwikkeling van de consumentenprijzen, die snel stegen door de energiecrisis en de nasleep van de coronapandemie. In de jaren 2015 tot en met 2021 lag de ontwikkeling van de cao-lonen daarentegen iets hoger dan de ontwikkeling van de consumentenprijzen. Door de loonstijgingen in 2023 en 2024 hebben de cao-lonen de prijsstijgingen weer ingehaald.
Jaar | Cao-lonen per uur incl. bijzondere beloningen (2015=100) | Consumentenprijzen (2015=100) |
---|---|---|
2015 | 100,0 | 100,0 |
2016 | 101,8 | 100,3 |
2017 | 103,2 | 101,7 |
2018 | 105,3 | 103,4 |
2019 | 107,9 | 106,2 |
2020 | 111,1 | 107,5 |
2021 | 113,4 | 110,4 |
2022 | 117,0 | 121,4 |
2023 | 124,1 | 126,1 |
2024 | 132,3 | 130,3 |
De totale beloning van werknemers steeg in 2024 met 7,2 procent, door het toegenomen minimumloon en de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt. Het werkloosheidspercentage in 2024 bedroeg 3,7 procent. Dat is iets hoger dan in 2023, toen 3,6 procent van de beroepsbevolking werkloos was (CBS, 2025b). Ook de spanning op arbeidsmarkt bleef aanhouden, maar nam wel wat af. Eind 2024 waren er 108 openstaande vacatures voor elke 100 werklozen (CBS, 2025c).
In 2023 en 2024 werd de groei van de beloning van werknemers voornamelijk veroorzaakt door een toename van de lonen per gewerkt uur. In de jaren 2021 en 2022 werd deze groei juist veroorzaakt door een toename van het aantal gewerkte uren. Deze ontwikkeling hangt samen met het einde van de coronamaatregelen, waardoor mensen weer meer konden werken. In 2024 nam het loon per gewerkt uur met 5,6 procent toe, terwijl het aantal gewerkte uren steeg met 1,4 procent. De overige looncomponenten, zoals opleidingskosten voor personeel, eindheffingen en loonkostensubsidies, namen in 2024 met 0,2 procent toe ten opzichte van 2023.
Jaar | Lonen per gewerkt uur (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Gewerkte uren (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Overige looncomponenten (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Beloning van werknemers (% verandering t.o.v. een jaar eerder) |
---|---|---|---|---|
2015 | 1,8 | 0,4 | -1,5 | 0,7 |
2016 | 1,0 | 2,3 | 0,2 | 3,5 |
2017 | 0,9 | 2,4 | 0,2 | 3,5 |
2018 | 1,6 | 2,9 | 0,7 | 5,2 |
2019 | 2,2 | 2,6 | 0,6 | 5,4 |
2020 | 7,0 | -3,6 | 0,0 | 3,4 |
2021 | 0,2 | 4,2 | -0,1 | 4,3 |
2022 | 2,8 | 3,4 | 1,1 | 7,3 |
2023 | 7,1 | 1,0 | -0,4 | 7,7 |
2024 | 5,6 | 1,4 | 0,2 | 7,2 |
Het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens (niet gecorrigeerd voor inflatie) nam in 2024 met 5 procent per persoon toe, van ruim 29 duizend euro per persoon naar bijna 31 duizend euro. Niet alleen de beloning van werknemers en de inkomsten van zelfstandigen, maar ook de overige componenten van het bruto beschikbaar inkomen namen toe.
De ontvangen premies en uitkeringen stegen met 6,1 procent. De meeste uitkeringen zijn direct gekoppeld aan het minimumloon, dat net als in 2023 toenam (CBS, 2025d). Het inkomen uit vermogen nam per saldo in 2024 toe met 7,9 procent. Dit saldo bestaat voornamelijk uit betaalde en ontvangen rente, dividenden en het inkomen dat via pensioenfondsen aan huishoudens wordt toegerekend. Aan de andere kant stegen ook de betaalde belastingen en premies, met 8 procent ten opzichte van een jaar eerder.
In 2023 groeide het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens nog met 7 procent per persoon. In 2024 was de groei vooral lager doordat het gemengd inkomen van huishoudens minder sterk groeide dan een jaar eerder. Het gemengd inkomen van huishoudens bestaat voornamelijk uit het resultaat van zelfstandigen. De groei hiervan nam in 2024 sterk af.
Jaar | Beloningen voor werknemers (1 000 euro p.p.) | Betaalde belastingen en premies (1 000 euro p.p.) | Gemengd inkomen (1 000 euro p.p.) | Ontvangen premies en uitkeringen (1 000 euro p.p.) | Saldo inkomen uit vermogen (1 000 euro p.p.) | Saldo overige inkomsensoverdrachten (1 000 euro p.p.) | Totaal (1 000 euro p.p.) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 19,2 | -13,4 | 4,2 | 7,3 | 2,8 | 0,1 | 20,2 |
2016 | 19,7 | -13,7 | 4,5 | 7,4 | 2,8 | 0,1 | 20,9 |
2017 | 20,3 | -14,2 | 4,9 | 7,5 | 2,7 | 0,1 | 21,3 |
2018 | 21,2 | -14,7 | 5,3 | 7,6 | 2,8 | 0,1 | 22,3 |
2019 | 22,2 | -15,6 | 5,5 | 7,9 | 3,3 | 0,1 | 23,3 |
2020 | 22,8 | -15,7 | 5,5 | 8,3 | 3,0 | 0,2 | 24,1 |
2021 | 23,7 | -15,9 | 6,1 | 8,5 | 2,9 | 0,2 | 25,5 |
2022 | 25,1 | -16,8 | 6,9 | 8,8 | 2,8 | 0,5 | 27,3 |
2023 | 26,8 | -18,4 | 8,0 | 9,7 | 2,8 | 0,4 | 29,3 |
2024 | 28,5 | -19,8 | 8,4 | 10,3 | 3,0 | 0,3 | 30,7 |